Eenheid van commando essentieel bij strijd tegen drones
De afgelopen weken worden we in ons land opnieuw geconfronteerd met verschillende drone-incidenten. Onbemande toestellen vliegen niet alleen boven militaire basissen. Ze duiken ook op in het civiele luchtruim, onder meer boven Brussels Airport. De impact van zulke incidenten is niet te onderschatten. Wanneer het luchtruim tijdelijk wordt gesloten, heeft dat niet alleen grote economische gevolgen voor luchtvaartmaatschappijen, werknemers en reizigers, maar het voedt ook de angst en verwarring bij de bevolking. Dat is exact wat de statelijke actoren beogen wanneer ze die tuigen op ons afsturen: een latente dreiging die letterlijke boven de hoofden van de bevolking zweeft. Het tast het vertrouwen aan in onze overheid en veiligheidsdiensten, die nochtans dag in dag uit het beste van zichzelf geven om onze veiligheid te waarborgen. En laat net dat de bedoeling zijn van onze tegenstanders.
Om die veiligheid te waarborgen is meer dan ooit eenheid van commando nodig. Het doet er voor de bestrijding weinig toe of een vijandige drone nu boven een militaire basis vliegt (bevoegdheid van Defensie) of boven onze nationale luchthaven (bevoegdheid van Politie). De fysieke paraplu opentrekken zal ons niet beschermen tegen vijandige drones maar de politieke paraplu al helemaal niet. De drone-dreiging is een relatief nieuw fenomeen. Het is logisch dat we nog volop zoeken naar de juiste strategieën en middelen om er gepast op te reageren. Een verplichte registratie voor drones zoals minister van Binnenlandse Zaken Quentin voorstelt, is dat alleszins niet. Dat zal geen énkele vijandige drone tegenhouden. De huidige versnippering is nefast voor onze slagkracht.
Daarom is het tijd voor duidelijkheid en leiderschap. Alle aankopen van Counter Unmanned Aircraft Systems (C-UAS) gebeuren vandaag via Defensie. De knowhow zit bij Defensie, het opgeleide personeel ook. Er is een Drone-generaal aangesteld die de coördinatie van deze problematiek op zich neemt. Defensie moet de lead nemen en de algemene regie voeren over de bescherming van ons luchtruim. Niet enkel boven militaire basissen, maar over het volledige nationale luchtruim.
De politie kan en moet ondersteunen, zeker waar het gaat om civiele luchthavens en de handhaving van de openbare orde. Maar wanneer het gaat over detectie, neutralisatie en reactie op drone-dreigingen is alleen Defensie in staat om te doen wat moet. Zo eenvoudig is het. Militairen beschikken over de juiste kennis, technologie en procedures om dit soort dreigingen op te volgen en indien nodig uit te schakelen. Dat is hun kerntaak: beschermen, verdedigen en reageren op bedreigingen.
Het is dus tijd om de rollen helder te verdelen, samenwerking te versterken en het vertrouwen te herstellen. In strijd tegen hybride dreigingen verdient ons luchtruim één duidelijke leidinggevende – en die leiding hoort bij Defensie.